Vorige week mocht ik een Doe Het! workshop geven bij de Bio Manege. De Bio Manage biedt mensen met een beperking de mogelijkheid om paard te rijden. Dankzij de speciaal opgeleide instructeurs en de vele hulpmiddelen is het voor iedereen mogelijk om bij hen te lessen.

In mijn gesprek met Karoline Visser (bedrijfsleider Bio Manege) kwam heel duidelijk naar voren dat de kinderen die op het paard zitten op dat moment echt onbeperkt zichzelf kunnen zijn. Hoe fijn is dat! Het is haar wens dat de kinderen ook onbeperkt zichzelf kunnen zijn buiten het paardrijden om. En daar ontstond het idee bij Karoline om een Doe Het! weerbaarheidstraining te doen voor de ruiters.

De workshop was een dagdeel en we hebben met (speelse) oefeningen gewerkt aan eigenwaardegrenzen en samenwerken. Voelen, denken en doen, daar gingen we elke keer naar terug bij een oefening. Na het doen van een oefening is er altijd ruimte voor reflectie en koppel ik terug wat ik geobserveerd heb tijdens de oefening. Deze combinatie maakt de training zo waardevol voor de deelnemers.

Zie je hier als ouder gelijk resultaat van? Soms wel en soms niet. Sommige dingen vallen ineens op zijn plek, andere dingen hebben tijd nodig om te beklijven.

De ballon hooghouden

Ik zal je een voorbeeld geven van een oefening. De deelnemers gingen samen met elkaar een ballon hooghouden. De opdracht was dat je maar één keer de ballon mag slaan, dan is de volgende aan de beurt en de ballon mag de grond niet raken. Een leuke oefening waarbij veel gelachen en bewogen werd.

Nu denk je misschien wat levert zo’n oefening nu op behalve plezier in bewegen. Allereerst vind ik deze twee al heel belangrijk, want we moeten al veel te vaak serieus doen. Voor mij, als trainer, geeft deze oefening heel veel informatie; wie leidt de groep? Wie neemt het voortouw? Wie blijft er liever op de achtergrond?

Als ik de oefening stil leg en mijn observatie uitspreek zie ik knikkende gezichten. Eén voor één mogen de deelnemers vertellen wat ze herkennen.

Deelnemer A herkent zich in het voortouw nemen; ik regel het wel, maar denk dat eigenlijk niet aan wat een ander wil. Dit doe ik eigenlijk overal, thuis en op school.

Deelnemer B herkent vooral het op de achtergrond blijven. Laat de anderen het maar regelen, maar ik ben er wel als het nodig is. Ik vraag hoe dat zich uit dat hij er wel is als het nodig is. Deelnemer B geeft een voorbeeld van school; als het nodig is stelt hij een vraag of geeft hij een antwoordt op een vraag.

Deelnemer C kijkt mij verlegen aan en zegt eigenlijk alleen maar op de achtergrond te willen staan, het liefst onzichtbaar en als het nodig is ben ik er ook niet, maar ik doe wel mee. Ik word getriggerd door “ik doe wel mee” en vraag of ze dat kan toelichten. Ze vertelt dat ze op school nooit iets zal zeggen, maar wel alles weet en in zichzelf zegt.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *